woensdag 4 juni 2014

Blogopdracht 4

Tijdens de lessen hebben we het gehad over de ABC-methode. Dat is een methode waarmee je gedichten in drie stappen kan analyseren. Bij stap A kijk je naar de vorm, bij stap B naar de inhoud en bij stap C beoordeel je het gedicht. Ik zal het gedicht 'Het kind en ik' van Martinus Nijhoff en 'Bommen' van Paul Rodenko bespreken met behulp van deze methode.


Het kind en ik – Martinus Nijhoff
Ik zou een dag uit vissen,
ik voelde mij moedeloos.
Ik maakte tussen de lissen
met de hand een wak in het kroos.

Er steeg licht op van beneden
uit de zwarte spiegelgrond.
Ik zag een tuin onbetreden
en een kind dat daar stond.

Het stond aan zijn schrijftafe
lte schrijven op een lei.
Het woord onder de griffel,
herkende ik, was van mij.

En toen heeft het geschreven,
zonder haast en zonder schroom,
al wat ik van mijn leven
nog ooit te schrijven droom.

En telkens als ik even
knikte dat ik het wist,l
iet hij het water beven
en het werd uitgewist.


A. Vorm
Volgens mij is dit een traditioneel gedicht. Het gedicht bestaat uit vijf strofen met elk vier versregels, kwatrijnen dus. Die versregels zijn allemaal ongeveer even lang. Er geen sprake van herhaling van bepaalde woorden. Wel wordt er gebruik gemaakt van enjambementen om het gedicht te laten rijmen en de versregels even lang te houden. Enjambementen zie je terug in onder andere regel vier en vijf, en in regel 11 en 12.

Elke strofe bestaat uit het rijmschema ABAB, ofwel gekruist rijm. Verder wordt er in dit gedicht gebruik gemaakt van zowel mannelijk als vrouwelijk rijm. 


B. Inhoud
De dichter gebruikt in de eerste versregel meteen een metafoor. Hij was op zoek naar inspiratie om te schrijven, hij ging 'uit vissen'. Het kind dat hij ziet staat voor zuiverheid. Kinderen zijn nog niet zo beïnvloed door de maatschappij en kunnen daarom nog vrijuit schrijven. Volwassenen lukt dat niet meer goed, omdat de maatschappij hen al heeft beïnvloed. Ook de onbetreden tuin zou kunnen staan voor zuiverheid, het is namelijk nog onbetreden!


C. Beoordeling
Toen ik dit gedicht voor de eerste keer las kreeg ik er nog niet echt een gevoel bij, omdat ik het lastig te begrijpen vond. Alleen in de tweede strofe kwam een soort gevoel van hoop naar voren. Ik vond het wel meteen een mooi gedicht. Het leest prettig door en de rijm is heel mooi gevonden.



Bommen - Paul Rodenko
De stad is stil.
De straten
hebben zich verbreed.
Kangeroes kijken door de venstergaten.
Een vrouw passeert.
De echo raapt gehaast
haar stappen op.

De stad is stil.
Een kat rolt stijf van het kozijn.
Het licht is als een blok verplaatst.
Geruisloos vallen drie vier bommen op het plein
en drie vier huizen hijsen traag
hun rode vlag.


A. Vorm
Dit is een traditioneel gedicht. Er is sprake van visuele poëzie. Het gedicht bestaat uit twee strofen, de eerste bestaat uit zeven versregels, de tweede uit zes. Er wordt gebruik gemaakt van herhaling van de versregel 'De stad is stil'. Ook maakt de schrijver gebruik van enjambementen, zoals in regel twee en drie. 


Ik kon geen vast metrum in dit gedicht ontdekken.

Het rijmschema ziet er als volgt uit: ABABCD ABCBDE.


B. Inhoud
Het eerste wat mij opviel aan beeldspraak is een personificatie in regel vijf 'De echo raapt gehaast op'. Daarnaast staat er in regel 12 en 13 dat de huizen hun rode vlag hijsen. Volgens mij is dat ook een personificatie. Ik dacht dat daarmee werd bedoeld dat de huizen in vlammen opgaan door de gevallen bommen. 



Ik denk dat dit gedicht een momentopname is. Ik krijg het idee dat de tijd even stil staat en de dichter de stad vanaf zijn dakraam goed heeft bekeken en toen de bommen zag vallen. Waarschijnlijk is het niet zo gegaan, maar ik krijg wel het idee van een momentopname.


C. Beoordeling
Naast het feit dat dit gedicht nare beelden en gedachtes bij me oproept vind ik het een ontzettend mooi en spannend gedicht. Er wordt echt toegewerkt naar het hoogtepunt van het gedicht die te lezen is in de laatste drie regels. 





dinsdag 27 mei 2014

Blogopdracht 3

Woningloze – J. Slauerhoff

Alleen in mijn gedachten kan ik wonen.
Nooit vond ik ergens anders onderdak;
voor de eigen haard gevoelde ik nooit een zwak,
een tent werd door den stormwind meegenomen.

Alleen in mijn gedachten kan ik wonen.
Zoolang ik weet dat ik in wildernis,
in steppen, stad en woud dat onderkomen
kan vinden, deert mij geen bekommernis.

Het zal lang duren, maar de tijd zal komen
dat vóór den nacht mij de oude kracht ontbreekt
en tevergeefs om zachte woorden smeekt,
waarmee ‘k welkeer kon bouwen, en de aarde
mij bergen moet en ik mij neerbuig naar de
plek waar mijn graf in ’t donker openbreekt.


Uitwerking
In dit gedicht zit volgens mij niet echt een metrum, want er zit geen regelmaat in de beklemtoonde en minder beklemtoonde lettergrepen.

Wel zit er elisie in dit gedicht. Zoals in regel twaalf, waarin de schrijver ‘ik’ vervangt door enkel ‘’k’. Veder zou ik in regel drie ‘ik’ misschien ook vervangen door ‘’k’.

In regel acht zit een enjambement. Door dat enjambement wordt de zin onderbroken, er zit een soort pauze in. Dat heeft als effect dat de nadruk op ’wildernis’ komt te liggen en vervolgens ‘in steppen, stad en woud’ wat vlotter achter elkaar worden opgesomd.

In regel elf zit ook enjambement. Ook hier wordt de zin onderbroken en zit er een soort pauze in. De nadruk komt te liggen op welke tijd er zal komen.

Het rijmschema van dit gedicht ziet er als volgt uit:
A B B A
A B A B
A B B C C B

In de eerste strofe zie je omarmend rijm want de eerste en de vierde regel rijmen op elkaar, net als de tweede en de derde regel. In de tweede strofe zie je dat de eerste en de derde regel, en de tweede en de vierde regel op elkaar rijmen. Dat noemen we gekruist rijm. Verder zitten er in dit gedicht ook een paar voorbeelden van klinkerrijm, zoals de eerste en de vierde regel van de eerste strofe.

Ik denk dat dit gedicht het meest in de buurt zit van een sonnet. Het bestaat wel uit veertien regels, maar niet uit vier strofen. Wel zijn de eerste twee strofen kwatrijnen.


Nu moeten we alles wat we hebben geleerd over poëzie gaan toepassen op een songtekst naar keuze. Ik heb gekozen voor het nummer ‘Words as Weapons’ van Birdy.





Birdy - Words As Weapons
I feel your knife as it goes right in
Cut to my core but I'm not bleedin
All that you say tryin to make me small
Well the bigger you get the harder you fall

You use your words as a weapon dear
But your blades don't hurt when you have no fear


You think that your deep under my skin
Your tryin to keep me sufferin

If you use your words as a weapon
Then as a weapon, I'll shed no tears

You have my heart but I lock it up
This burning flame has been burnt enough
My window's cracked they can be replaced
But your arm will tire throwing stones my way

You use your words as a weapon dear
But your blades don't hurt when you have no fear


You think that your deep under my skin
Your tryin to keep me sufferin

If you use your words as a weapon
Then as a weapon, I'll shed no tears


I feel your knife as it goes right in

You use your words as a weapon dear
But your blades don't hurt when you have no fear

You think that your deep under my skin
Your tryin to keep me sufferin

If you use your words as a weapon
Then as a weapon, I'll shed no tears

I'll shed no tears


Ik zal één couplet en het refrein proberen te verdelen in versvoeten en metrums:

couplet:
I feel your knife as it goes right in                                       v - v - v - v - v     à           jambe
Cut to my core but I'm not bleedin                                     v - v - v - v - v    
à           jambe
All that you say tryin to make me small                               v v v v -  v - - -                   
Well the bigger you get the harder you fall                          v v v - v v v v - v -

refrein:
You use your words as a weapon dear                              v - v - v v - v v    à           jambe, anapest
But your blades don't hurt when you have no fear              v - - v v - v v - -

You think that your deep under my skin                               v v v v - v v v -
You’re tryin to keep me sufferin                                           v v - v v v v v -   

If you use your words as a weapon                                       v - v - - v v v -
Then as a weapon, I'll shed no tears                                      v v v v - v - v -


In dit nummer wordt vooral gebruik gemaakt van gepaard rijm (AABB). Verder zie je zowel volrijm als halfrijm terugkomen. De titel ‘Words as Weapons’ is een vorm van alliteratie en een vorm van beeldspraak. Er wordt een vergelijking gemaakt. Iemand gebruik zijn (als we de clip mogen geloven) woorden als wapens. De tweede regel van het refrein is volgens mij een metafoor. Er wordt bedoeld dat ze zich niet meer laat raken door alles wat hij zegt, maar ze zegt dat zijn messen/wapens haar geen pijn meer doen. 


zondag 11 mei 2014

Blogopdracht 2

In het dagelijks leven kom je vaak in aanraking met beeldspraak en stijlfiguren, net als in gedichten. Van zowel stijlfiguren als beeldspraak heb ik drie voorbeelden gevonden, te beginnen met drie vormen van beeldspraak.
Een veel gehoorde uitspraak is "de bloemetjes buiten zetten". Meestal ga je dan niet letterlijk de bloemetjes buiten zetten, maar flink feesten.

Een ander voorbeeld kwam ik vanochtend tegen, toen ik ging kijken op nu.nl. Daar stond een bericht met de titel "PvdA opent aanval op Geert Wilders".

Gisteravond hoorde ik op het nieuws iets voorbijkomen over budgetwinkels, zoals de Action en de Big Bazaar. De NOS vertelde dat deze winkels "als paddenstoelen uit de grond schieten".


Dan heb ik nog drie voorbeelden van stijlfiguren gevonden.

De leukste stijlfiguren vind ik Loesje-uitspraken, zoals hieronder staat. Bij deze uitspraak hebben we te maken met een woordspeling. 

Een ander voorbeeld van een stijlfiguur, in dit geval een litotes hoorde ik vanochtend bij het ontbijt. Mijn ouders hadden het over de verbouwing van onze woonkamer en mijn moeder kwam met een idee, waarop mijn vader zei "Dat is zo'n gek idee nog niet". Hij bedoelde dus dat hij denkt dat het best een goed idee is.

Nog meer stijlfiguren, ofwel woordspelingen, zijn te vinden in de reclames van Telfort, zoals "Wie had dat
 gedacht? Van golfbaan, naar bijbaan!". Nog meer van die woordspelingen van Telfort staan in het onderstaande filmpje.


Maar stijlfiguren en beeldspraak kom je niet alleen tegen in geschreven of gesproken taal. Hieronder staat drie voorbeelden van beeldspraak of stijlfiguren in beeld.

 De makers van deze advertentie willen je shockeren, door middel van een understatement of een overdrijving. De vrouw in de advertentie ziet eruit als een jaar of 70, terwijl ze pas 42 jaar schijnt te worden. Dat ze al zo oud eruit ziet komt waarschijnlijk door haar rookgedrag. De makers van de advertentie wijzen subtiel op een pakje nicotinekauwgum, wat een stuk minder slecht is dan roken. Het is dus de bedoeling dat rokers schrikken van het effect dat roken kan hebben en overgaan op de nicotinekauwgum.
Ook deze advertentie maakt een understatement door de dingen nogal te overdrijven. De stofzuiger zou zó goed dat het de maan vast zuigt aan de aarde. Maar dat moet je natuurlijk niet letterlijk nemen. De makers van deze advertentie willen dat je in ziet dat hun stofzuiger ontzettend goed werkt.











In deze advertentie vergelijkt Greenpeace plastic met een soort atoombom. Het is dus een metafoor. Er wordt dus gesteld dat plastic net zo schadelijk is als een atoombom. Op deze manier proberen ze je ervan te overtuigen dat je beter om moet gaan met de aarde en met plastic.













Al die kennis over beeldspraak en stijlfiguren kan nu worden toegepast op gedichten.

In dit gedicht staan allerlei vormen van beeldspraak, zoals in de tweede regel 'Ik loop in haar geboorte'. Hier is sprake van een personificatie, want de stad ontstaat en wordt geboren.

Ook wordt de tram vergeleken met de schrijver van het gedicht, dat is dus een vergelijking.

Daarnaast wordt de schrijfmachine vergeleken met de kleine piano van de ziel van de schrijver.




In dit gedicht wordt gebruik gemaakt van stijlfiguren. Bijvoorbeeld herhaling van 'ik hou van je'. Ook is er in de verschillende strofen sprake van herhaling. In de eerste strofe is dat het woordje licht, in de tweede haar, in de derde zijn en de laatste zeggen.

Nog een stijlfiguur is het werken naar een climax, gevolg door een soort anticlimax. De schrijver zegt eerst dat hij zo vreselijk veel van iemand houdt en van alles wou zeggen, maar dan kan hij het toch niet zeggen.

Blogopdracht 1

Als ik een definitie zou moeten verzinnen voor poëzie zou ik zeggen dat poëzie de overkoepelende term is voor alle soorten dichtvormen, mits er een gevoel of achterliggende gedachte mee wordt uitgedrukt. Sinterklaasgedichten zijn dus absoluut geen poëzie. Een gedicht is volgens mij pas poëzie als het een bepaald gevoel of een gedachte duidelijk maakt en ook werkelijk bij de lezer oproept. Helemaal mooi is het wanneer de dichter gebruik maakt van metaforen. Ik vind dat door het gebruiken van een metafoor het gevoel of de gedachte die de dichter wil uitdrukken heel duidelijk en tastbaar wordt. Ook moet het gedicht goed klinken door middel van rijm of herhaling.

Zelf kom ik eigenlijk elke dag, al dan niet bewust, in aanraking met poëzie, namelijk door naar muziek te luisteren. Elke dag luister ik wel even naar muziek. In de bus, op de fiets, terwijl ik huiswerk maak, noem maar op. 

Met andere vormen van poëzie kom ik in het dagelijks leven niet in aanraking, afgezien van de lessen Nederlands natuurlijk!

Tijdens de lessen Nederlands hebben we naar allerlei verschillende teksten en gedichten gekeken. We zijn begonnen met een stuk tekst, of eigenlijk een kort verhaal, over een zoon die de doodskist van zijn vader op zijn rug draagt. Ik vind deze tekst mooi, maar geen echte poëzie. Het rijmt niet, er komt geen herhaling in voor en ik mis de witregels. Ik zou het dus eerder proza dan poëzie noemen.

Daarna hebben we gekeken naar het nummer Papaoutai van Stromae. De tekst is mooi en het nummer klinkt goed. Er komt rijm en herhaling in voor en het liedje maakt een gevoel duidelijk. Daarom zou ik het zeker poëzie noemen.

Het gedicht Johnson Brothers Ltd. vind ik ook poëzie vanwege de witregels en de verschillende manieren waarop je het gedicht kan interpreteren.

Het vierde gedicht, Komaf van Gerrit Achterberg vond ik een vervelend gedicht. Het gaf me een heel beklemmend gevoel. Tegelijkertijd is het wel een mooi gedicht. Het rijmt en er komen witregels in voor. Om die redenen en om de reden dat de dichter mij een bepaald gevoel kan geven zonder dat gevoel te noemen vind ik ook dit stuk poëzie.

Als laatste bekeken we een gedicht wat ik nog steeds niet zo goed snap, De moeder de vrouw van Martinus Nijhoff. Ik vond ook dit gedicht poëzie vanwege de rijm en de witregels.

Nu is het de bedoeling dat ik een definitie van poëzie bedenk en beschrijf. Dat is lastig. De Amerikaanse dichter W.H. Auden beschrijft poëzie als “De duidelijke uitdrukking van onduidelijke gevoelens”. Die beschrijving vind ik erg in de buurt komen van wat ik versta onder poëzie. Zeker wanneer, zoals ik al eerder zei, de schrijver gebruik maakt van metaforen of vergelijkingen, omdat een bepaald gevoel dan tastbaarder en daarmee ook duidelijker wordt.

Op internet vond ik de definitie “Poëzie is een literaire vorm waar dichters gebruik van maken als ze stemmingsbeelden en gevoelens in het algemeen met weinig woorden weergeven.” en “literaire vorm, met een aantal uiterlijke kenmerken: korte (niet dóórlopende) regels, ruime bladspiegel, metrum, rijm, informatiedichtheid e.d. Meest gebruikte vorm voor veel lyriek.” 

Mijn definitie van poëzie luidt als volgt: Poëzie is een overkoepelende term voor alle soorten dichtvormen waarin door middel van zorgvuldig gekozen woorden die in regels met een door de dichter bepaalde lengte zijn geordend een gevoel, gedachte of stemmingsbeeld wordt uitgedrukt.

Het gedicht “Het kind en ik” is poëzie omdat de dichter heel duidelijk zelf de regellengtes heeft bepaald en gebruik heeft gemaakt van rijm. Ook wordt er in dit gedicht een bepaalde stemming en gevoel uitgedrukt.

Het kind en ik – Martinus Nijhoff
Ik zou een dag uit vissen,
ik voelde mij moedeloos.
Ik maakte tussen de lissen
met de hand een wak in het kroos.

Er steeg licht op van beneden
uit de zwarte spiegelgrond.
Ik zag een tuin onbetreden
en een kind dat daar stond.

Het stond aan zijn schrijftafel
te schrijven op een lei.
Het woord onder de griffel,
herkende ik, was van mij.

En toen heeft het geschreven,
zonder haast en zonder schroom,
al wat ik van mijn leven
nog ooit te schrijven droom.

En telkens als ik even
knikte dat ik het wist,
liet hij het water beven
en het werd uitgewist.

Het filmpje wat erbij hoort: http://vimeo.com/album/2092453/video/63720185